Tot pakweg zo’n 10 jaar terug was Daniël Sonck een meer dan bekende naam in het wereldje van de co-piloten. Hij begeleidde tal van toppers, en niet alleen in eigen land. Want wat dacht u van deelnames in onder andere Jordanië en Griekenland. Meer dan stof genoeg om eens een Corona-veilige boom op te zetten met de Brabanste Oostenrijker.
“Ik ging vroeger vaak met mijn vader naar motorsport kijken. Aanvankelijk motorcross, later ook de rally in de tijd van de groep B’s. Ik miste geen wedstrijd. Toen schreef ik mij in voor een cursus co-piloot bij EMA (Ecole de maitrise automobile-Peugeot, tegen Francorchamps). De cursus, we waren maar met twee, werd gegeven door Georges Biar, toenmalig co-piloot van Verreydt, die ook naast Thierry Reginster en naast Jean-Louis Dumont zaliger zat, notabene tijdens diens dodelijk ongeval. Ook Bruno Thiry kwam daar langs en meteen zat ik de eerste keer naast een snelle piloot, op een stuk onverhard. Het klikte meteen, ze zeiden dat het goed was en dat ik verder moest doen en via via zat ik enkele weken later in de Citroen Cup (AX cup) in de Boucles de Spa naast Jan Vanmeerbeek. Mijn eerste rallymeters, ik vond dat een prachtig parcours en was meteen verkocht. Hetzelfde jaar maakte ik kennis met Ieper, toen nog de lange versie…
Ik begreep toen dat als je ooit beter wilde worden je zeker veel wedstrijden moest rijden. Ik stapte dan ook over naar de iets snellere wagens. Met Dirk Schoovaerts reden we het VAS kamioenschap met de Opel Manta. We haalden mooie resultaten en werden het jaar nadien VAS kampioen met ondermeer winst in Lubbeek met de legendarische Manta 400, die Etienne Hoflijk ons ter beschikking had gesteld.
Ondertussen reed ik wel wat wedstrijden met diverse piloten en maakte kennis met andere wagens. Zo begeleidde ik onder andere Roger Boeren zaliger in de Boucles de Spa en de Noorderkempen, telkens in een Lancia Delta.
Ik maakte ook kennis met Johan Bastiaens die toen de klasse N2 domineerde in België. We zouden enkele inter-wedstrijden samen rijden om zijn titel te verlengen. Dat het niveau van de Belgische N2 niet slecht was bleek toen we samen de WK rally van Monte Carlo reden en ook daar de klasse wonnen. Dat was een onvergetelijke ervaring, de eerste keer in volle sneeuw, met ouvreurs en een hele service crew. Het was toen ook nog de lange versie van de Monte (etappes de concentration, Nacht van de Lange messen, …). Zo’n WK rally is superzwaar, zeker voor een amateurteam.
Met deze ervaringen achter de rug werd ik regelmatig gevraagd door diverse piloten maar om beroepsredenen kon ik daar vaak en jammer genoeg niet op ingaan. Ik was vroeger een supporter van Jos Boon en we leerden mekaar beter kennen. Toen hij de prachtige Mazda’s 323 GTR gekocht had reden we enkele wedstrijden. Wanneer we op uitnodiging de Rally van Jordanië mochten rijden (samen met onder andere Freddy Loix en Guy Colsoul) liet ik die kans op nieuwe ervaring niet liggen. De zoon van de Jordaanse koning was mede-organisator en liet de rallywagens ophalen met ‘militaire’ vliegtuigen C130 hier in Deurne. Het was een avontuur, vooral de nachtetappes in de woestijn waren heel moeilijk. Voor oude Dakar-rotten zoals Colsoul was dat routine, voor ons nieuw (maar we eindigden toch voor hem…haha). Een ploeg van de RTBF reisde toen mee en maakte een mooie reportage voor het toendertijd populaire autosportprogramma ‘Champions’. Ik reed ook regelmatig met Michel Peerenbooms nationaal en enkele uitstapjes met Alain Vandy (Mazda 323-Condroz) en Coen Vink (Ieper-Subaru Legacy). Het zijn allemaal vrienden gebleven.
Ondertussen deed ik ook wat werk als ouvreur en dit voor Patrick Snijers in Spa en de Rally van San Remo, samen met Marc Neyens. Het was ook zeer leerrijk om te zien hoe een superprof als Dany Colebunders te werk ging. Voor mij is dit nog steeds één van de beste co-piloten die ik gekend heb en waarvan ik ook veel heb geleerd. Later reed ik ook met Joost Boxoen in de Mitsubishi in Ieper en de Griekse Acropolis Rally.
Tuner Benny Raepers belde mij in 1996 op of ik met een jong Limburgs talent een seizoen wou rijden. Kris Princen was toen nog een jonge snaak, maar eenmaal in de auto zag je direct dat dit een klasse apart was. Het was altijd op de limiet maar hij kon ook een resultaat neerzetten en vasthouden. We reden mooie resultaten met onder andere klassewinst in de Deutschlandrally en veroverden de Belgische groep N titel algemeen. Dat was op zich een bijzondere prestatie tegen de toch sterkere Mitsubishi’s. Ik denk dat dit toen de definitieve doorbraak van Princen was. Het was ook Renault niet ontgaan en het jaar nadien reden we in de Clio Maxi. Het was even aanpassen maar toen Kris ook deze auto onder de knie had was er geen houden meer aan. Kris klom hogerop en had een co-piloot nodig die dat beroepsmatig kon doen. Maar die twee jaren met het mes tussen de tanden te koersen, die waren onvergetelijk. Tot op vandaag ben ik nog een grote supporter van Kris. Als ik rally rij wil ik ook koersen en niet zomaar meerijden. Er moet een target zijn.
Daarna kwam de periode van Hans Stacey. Deze was als ex-motorcrosser één van de meest gebeten en snelste Nederlandse piloten. Aanvankelijk reden we in groep N Mitsubishi tegen de toenmalige top Belgische groep N’s en konden telkens meedraaien in de top. In Ieper stonden we los aan de leiding in groep N en vijfde algemeen met de Evo 5. Dat was niet evident voor een Nederlander die de eerste keer naar Ieper kwam … tot we pardoes overkop gingen. Jammer, heb ik nog spijt van. Het seizoen nadien reden we het Nederlands kampioenschap met de prachtige Subaru WRC telkens een podiumplaats en werden we Nederlands kampioen. De resultaten logen er niet om: twee keer eerste, twee keer tweede en één keer derde.
Om beroepsreden moest ik toen een paar jaar afhaken tot Matthias Boon, zoon van Jos, die ik nog kende als jong ventje, ook wou rallyrijden. Het leek mij wel een uitdaging om een jonge gast misschien een beetje te kunnen begeleiden of helpen. Ik vond dat geen stap terug maar een andere ’taak’. We reden de Fiesta Trophy, een nog betaalbare formule. Matthias won ook deze Trophy en werd tevens winnaar in de internationale ‘Shoot-out’ bij M-sport in Engeland. Interessant was ook dat hij in de Fiesta Trophy vaak even snel was dan een andere jongere…Thierry Neuville!
Na zijn jaar verblijf bij M-sport, de hoofdprijs van de Shoot-out, dacht ik wel dat Matthias ergens kansen zou krijgen maar de harde wereld van de rally is niet steeds op talent gebaseerd maar vaak op geld en relaties. Ik heb met veel piloten gereden en Matthias was zeker één van de beste, een combinatie van atleet en piloot. Eén keer mochten we van Hubert Deferm zijn WRC lenen voor de Wallonie. Hoewel hij nog nooit in een WRC had gezeten volgden we van bij de start Snijers en Tsjoen zonder problemen en ware het niet dat we lang opgehouden werden door een concurrent tijdens een proef had er meer ingezeten dan een 3e plaats. We reden achteraf nog enkele wedstrijden met de groep N Subaru.”
Als je een persoonlijke top drie zou moeten samenstellen van wedstrijden die je altijd zullen bijblijven, om welke reden dan ook, welke zou je daar in plaatsen?
“De etappe van Burzet in de Monte Carlo in volle sneeuw is ongelofelijk. Je kan het best vergelijken met een col in de Tour, het publiek gaat open als je aankomt. Dat daar toen niet meer doden vielen heb ik nooit begrepen. Met Princen reed ik in de Deutschlandrally in de Clio een waanzinnige KP met een knaltijd in stortregen en donker. Ik denk dat ik toen niet één keer heb omhoog gekeken. Hoe hij dat heeft gedaan weet ik nog steeds niet. De laatste proef in de M-sport ‘shoot-out’ in Engeland met Matthias Boon was ook supersterk, het was alles of niets. Hij won. Minder leuk was een zware crash in de Wallonië met de AX. Zo leerde ik het ziekenhuis van Jambes ook eens van binnen kennen. Het hoort erbij als je hard gaat. Mountainbiken of skiën in de bergen in Oostenrijk is ook niet zonder risico. Maar we hebben veel plezier gemaakt na de rally’s. Het is een kleine wereld, iedereen kent iedereen.
Toen ik naar Oostenrijk verhuisde was het wat moeilijk om van hieruit rally’s in de Belgische contreien te gaan rijden. Maar ik mis het nog steeds. De rallymicrobe is er nog altijd en regelmatig kom ik naar België om de grotere wedstrijden bij te wonen. In ons gezin is dat ook iets dat leeft. We hebben allemaal wel iets met de autosport te maken gehad. Ik heb misschien spijt dat ik het nooit beroepshalve heb gedaan. Nu was het altijd tussen drukke beroepsbezigheden door en dat scheelt veel in de voorbereiding. Er was meer uit te halen. Ik lees snel een parcours en voel goed wanneer een auto te snel of te traag gaat. Dat komt met de jaren en na 100 rally’s zeker? Het was vroeger natuurlijk anders, de klassementsproeven zagen zwart van het volk en het was meer ‘werken’ in de auto’s. Die moderne bolides rijden veel efficiënter en ook gemakkelijker. Hoe harder je daar mee gaat, hoe beter die sturen. Ik zit nog uren onboards te bekijken. Veel kp’s ken ik nog van buiten.”
Foto’s: met dank aan archief Daniel Sonck, Gerard Ghesquiere en Dirk Schoovaerts.